zaterdag 26 juni 2010

Kunst omdat het moet


De besteding van een vrije dag in Kabul hangt sterk af van wie je bent en wat je mag. Hoe belangrijker je bent, hoe minder je zomaar mag zonder dat daar een bataljon aan auto's en beveiliging aan te pas komt. Ondanks dat we vaak belangrijk en onvervangbaar werk doen, staan wij als consultants per definitie onderaan de veiligheidsladder en mag ik dus gaan en staan waar ik wil. Dat gaan en staan is noodzakelijk om mijn soort werk te doen, maar voor deze vrije dag betekent het ook dat ik rustig naar het Afghaans Nationaal Museum kan gaan door gewoon m'n taxi zonder toeters en bellen te nemen. Dat is, totdat 5 minuten voordat je die taxi wilt bellen er een exposie is bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en mijn veiligheidsmanager direct belt om reizen naar het zuiden van de stad ten sterkste af te raden. Ik volg natuurlijk haar raad op en verander de bestemming van het Nationale Museum naar de Nationale Galerie.

Als ik een klein kwartiertje later langs het Ministerie van Binnenlandse Zaken rijd, besef ik me dat ik misschien toch niet helemaal slim ben geweest, maar de chauffeur blijft glimlachen en ik dus ook.

Aangekomen bij de Nationale Galerie wil de baas ervan net gaan lunchen, maar keert snel om naar z'n kantoor om mij een kaartje te verkopen. Er is verder geen andere bezoeker en twee werknemers worden op pad gestuurd om de Engelssprekende gids te vinden. Het stoffige pand is donker en ik denk nog heel naief dat ze de lichten uitdoen als er geen bezoekers zijn. Niet helemaal het geval: ze hebben gewoon voor 90% van het museum geen licht wat het bezichten van de schilderijen aanzienlijk gaat belemmeren. Wat bezichting verder belemmert is dat geen stukje muur onbenut is gelaten en ook op de vloer vanalles tegen de muur aan geleund staat. Nadat ik een aantal schilderijen heb proberen te bekijken, word ik zacht vermanend toegesproken dat ik boven moet beginnen: de gids is gevonden. Samen met de gids, een student van de kunst academie van een jaartje of 20, ga ik de monumentale trap op naar het officiele begin van het museum.

Op z'n zachtst gezegd kunnen de schilderijen die ik zie wel een tubetje Clearasil gebruiken, zo pokdalig zien ze eruit. Het gros is gestolen geweest of door de Taliban hevig toegetakeld. Voornamelijk de schilderijen waarop levende wezens staan afgebeeld hebben het zwaar moeten ontgelden: De Taliban is zo streng in hun Islam dat een paard of een mens absoluut niet afgebeeld mag worden. Ondanks het roof- en religieuze vandalisme zijn er in de kamer met de oudste schilderijen (circa 1800-50) een twintigtal werken dat sterk aan Noord-Europa doet denken met boeren erop en een aantal kleinere doeken die op de grond staan met koeien in een wei langs een riviertje die me daadwerkelijk doen denken aan de onbetaalbare Albert Cuyp's in de National Gallery in Londen. De kwaliteit is echter onvergelijkbaar met de Nederlandse meesters; het is wellicht heel goed dat de lampen het niet doen.

De voorliefde in het Midden-Oosten en dus ook hier voor Duits-Vlaams-Nederlandse onderwerpen en stijl blijft me verrassen en het is een vreemd gezicht: In Gaza heb ik ooit eens een borduur-schilderij gevonden van Hans en Grietje inclusief snoephuisje. En ook hier in Kabul zijn dus de eerste schilderijen die je ziet van Duitse huisjes en stevig Hollands vee. Terwijl de gids en ik praten over onze haat-liefde verhouding met te moderne kunst en met name Damien Hirst en Jeff Koons, loop ik van schilderij naar schilderij en vraag me meermalen af wat ze bezielt heeft een aantal van deze werken op te hangen terwijl er vaak kleine juweeltjes op de grond staan. Het antwoord is even verrassend als verwacht: de grote schilderijen zijn meer indrukwekkend of ze nu goed zijn of niet.

Terwijl ik mezelf hoor aanbieden om een totaal verwaarloosd zilveren miniatuur, die aan de laatse koning van Afhanistan is aangeboden, schoon te poetsen (daar ben ik serieus goed in...) komen we aan bij een grote glazen kist waarin kapotgescheurde doeken en prenten liggen. De sticker op de kist verteld me dat het gaat om werken die door de Taliban zijn vernield, op het moment onherstelbaar. Op dat moment zou ik het liefst bouwlampen het pand indragen, ieder schilderij, hoe wanstaltig ook (ik een snob?), van een liederlijke beschrijving voorzien en ieder Afghaans kind naar binnen willen roepen en zeggen: "teken, schilder, zing, dans en vraag nooit of het mag of toegestaan is; vraag nooit of het wel goed genoeg is, want het is altijd mooier en beter en belangrijker en kostbaarder en onvergeetlijker en ontroerender dan de gedachten en de daad van de idioot die jou wil tegenhouden of jouw droom aan stukken snijdt.

Een van de laatste en grootste schilderijen in de Galerie is een potentieel heel mooi schilderij van de Amsterdamse bloemenmarkt door een volgens mij Noord-Europese schilder...misschien dat de Nederlandse ambassade kan aanbieden het te laten reparen en schoonmaken? Een kleurige en felle bos bloemen voor iedere Afghaan als applaus voor een toekomst waarin hun kinderen in een nieuwe en goedverlichte galerie kunnen genieten van hun favoriete schilderij of op z'n minst verveeld kunnen rondkijken op een schoolreisje. Maar het kan.

maandag 21 juni 2010

Wat doe jij eigenlijk?


Na een behoorlijk turbulente vlucht van Farah naar Kabul en temperatuurwissel van een aangename 48 graden aldaar naar een ook niet slechte 35 hier, zit ik in de binnentuin van het hotel en heb eindelijk tijd om antwoord te geven op de meest gestelde blog-vraag: “allemaal leuk en aardig die blogs over veiligheid of een collega, maar wat doe jij nu eigenlijk de hele dag?” Vandaar onderstaande promotie-aankondiging...

Tijdens de eerste paar dagen heb ik vooral gekeken naar het personeel en de manier waarop zij omgaan met de regels van het programma, de mensen die we helpen, de bergen papierwerk en de vele obstakels die een programma in een oorlogsgebied op het pad krijgt. Ik zie het dan vooral als mijn rol om ervoor te zorgen dat het werk op de grond en de besluiten van het hoofdkantoor elkaar niet in de weg staan, maar resulteren in interventies die het beste resultaat opleveren voor slachtoffers van conflict.

Een van de eerste dingen die ik daarom heb gedaan is ervoor zorgen dat de hulpontvangers steviger in hun schoenen kunnen staan tegenover ons programma, dus tegenover de zogenaamde hulpverlener. Tot nu toe wisten hulpontvangers dat ze een ‘kit’ zouden krijgen voor onderwijsondersteuning of landbouw, of met huisraad, maar wat er dan in zo’n ‘kit’ zat werd niet duidelijk gemaakt. Daardoor was het niet mogelijk voor hulpontvangers te controleren of ze eigenlijk wel alles ontvingen waar ze recht op hadden; een van de meest voorkomende en grootste gebreken in humanitaire hulpverlening. Sinds afgelopen week krijgen daarom alle hulpontvangers eerst een volledige lijst in hun eigen taal van het soort en de hoeveelheid goederen die ze horen te ontvangen en moedigen we ze aan de lijst met elkaar door te nemen (ook omdat niet iedereen kan lezen). Bovenaan de lijst staat daarnaast dat als ze niet ontvangen wat op de lijst staat of de kwaliteit niet deugt, ze het recht hebben te klagen. Het is een ongelooflijk simpele, maar vaak vergeten, manier om hulpontvangers minder afhankelijk te maken; minder slachtoffer eigenlijk. Het is ook een klein succesje: vanaf vandaag is het ook advies geworden voor de andere provincies.

Belangrijk is ook dat slachtoffers van conflict weten waar ze naartoe kunnen en gelukkig heeft het nieuws dat we een nieuw kantoor hebben op de VN basis zich snel verspreidt. Een van de eerste bezoekers is een erg oude man, de sjeich van een dorp vlakbij de grens met Iran. Hij komt vertellen dat zijn dorp door internationale troepen aangevallen is met als resultaat 7 doden en enorm veel schade aan huizen en landbouwgronden. Volgens hem heeft het Amerikaanse leger zijn dorp aangevallen, omdat ze dachten dat er sprake was van een gevecht tussen drugs-smokkelende Taliban en het dorp een thuishaven voor hen was. Het dorp is een nacht lang onder vuur gehouden en de dorpelingen hebben niets meer gehoord of vernomen van het leger. Volgens de sjeich zelf is het verhaal zo dat de dorpelingen al een tijd ruzie hadden met een handelaar uit een naburig dorp die voortdurend handel verstoorde voor het dorp, dus hadden ze heb gegijzeld (!), dat leidde tot een wat groter opstootje en nog wat meer en toen kwam dus het Amerikaanse leger. Nu is het onze taak om het incident te onderzoeken in het betreffende dorp en om aan het Amerikaanse leger in Farah te vragen of ze bekend zijn met dit incident en wat hun informatie erover zegt. Als blijkt dat het inderdaad op een heel ongelukkig misverstand berust, kunnen we aan de slag met een inventarisatie van de behoeften van de dorpsbewoners en er voor zorgen dat ze hopelijk binnen twee maanden ondersteuning ontvangen.

Een dagelijkse confrontatie voor mijzelf zijn dit soort verhalen, maar dan vooral in de fase van de inventarisaties: de verhalen van slachtoffers en de zakelijke verwerking daarvan. Uiteindelijk maken wij keurige documenten met daarin een opsomming van de doden, gewonden en hun type verwonding etc. ondersteund met fotografisch bewijs en getuigenissen. Dit werk word gedaan door de veldstaf, daarna vertaald en als alles goed is door mij ondertekend om vervolgens te worden omgezet in orders voor hulpgoederen. De verhalen en foto’s zijn over het algemeen erg genoeg, maar het vreemdst is om deze mensen dan te zien bij de daadwerkelijke distributie. Ik zie ze binnenkomen, herken hun gezicht van de foto’s, herinner me wat ze hebben meegemaakt en wie of wat ze zijn verloren. Zij hebben geen idee wie ik ben en het zou ook ongepast zijn om op ze af te stappen en te zeggen: “ik heb gelezen wat je hebt meegemaakt, verschrikkelijk, hoe gaat het me je?” Ik heb kleine gesprekjes met een aantal, vraag of de hulpgoederen nuttig zijn, hoe het met de kinderen gaat. Maar met sommige mensen zou je graag even willen praten. Een paar dagen geleden kwam er een jongen van 14 die twee maanden geleden zijn hele familie heeft verloren en nu bij een ‘oom’ woont. Hij liep nog op krukken door de verwondingen die hij had opgelopen en omdat hij gevlucht was na het incident was er nog geen hulp-formulier en geen hulp voor ‘m. Dat gaf mij een reden om een gesprek met ‘m te voeren over hemzelf, iets waar kinderen in een oorlogsgebied veel te weinig kans voor krijgen. Gelukkig vond hij het fijn om tegen een vreemde westerling zijn verhaal te doen en kon ik ook meteen suggesties doen voor speciale hulp om bijvoorbeeld school af te maken. Hij bleef daarna glimlachend op alle formaliteiten wachten en ik was blij dat ik de kans had gekregen, ook al was het kort en met een tolk, om met iemand te praten die anders veel te makkelijk gewoon maar een formulier zou worden.

donderdag 17 juni 2010

Op de Radio aanstaande zaterdag (19 juni)

Deze zaterdag 17:00 op radio 5 (AM747) in "De zevende hemel" een interview:

Bellen met Afghanistan. In ‘Bellen met de Islamitische Wereld’ worden actuele kwesties aan de kaak gesteld door correspondenten ter plaatse. Deze week horen we van Jeffrey Jonkers wat er speelt onder moslims in Afghanistan.

maar (zeker ivm de voetbalwedstrijd) daarna ook nog te beluisteren op de uitstekende website van de Nederlandse Islamitische Omroep: www.nioweb.nl (http://www.nioweb.nl/2010/06/17/de-zevende-hemel-19-juni-2010/)

maandag 14 juni 2010

a very 'hot' summer


Het gaat ons heet onder de voeten worden hier in Farah en dat heeft betrekkelijk weinig met het weerbericht te maken. Niets Nederlands of Engels is mij echter vreemd en ik hou me aan de regels van de digitale ansichtkaart: het is de afgelopen 4 dagen ongelooflijk heet geworden, het knopje op de afstandsbediening voor schaduw doet het niet meer en dankzij niet aflatende zandstormen weet ik inmiddels hoe een gevel zich voelt die gezandstraald word. (de foto is een uitzicht van m'n balkon op een beetje veiligheidsmaatregelen)

De zomer moet echter nog beginnen en de reden voor een “extra hot summer” zoals de veiligheidsmensen het noemen begint langzaam aan te zwellen. Ik denk dat ik al eerder heb geschreven dat de provincie Farah op een gevoelige plek in Afghanistan ligt, omdat: 1) het zo ongeveer de meest poreuze grens met Iran heeft, 2) het grenst aan de provincie Helmand, en 3) de terugtrek-provincie van de Taliban ten noorden van Farah ligt. Deze gevoeligheid gaat een flinke allergische reactie teweegbrengen de komende maanden, denken de veiligheidsmensen nu ook formeel.

Heel kort samengevat zien de voorwaarden en het scenario er als volgt uit.In het zuiden van Afghanistan is het nu al een tijdje echt raak wat betreft de Taliban en de internationale legermacht en de Britten en Amerikanen hebben een groot offensief in de planning voor de zuid-westelijke provincie Helmand. Dit betekent dat Taliban die weg worden gedreven uit Helmand naar de buurprovincie Farah gaan (tenzij ze voor het buitenland kiezen). Farah is voorts een niet onaangename provincie voor Taliban, aangezien hier veel van hun ‘natuurlijke basis’ vandaan zou komen’. Deze Taliban kiezen ervoor om de strijd dan verder voort te zetten in Farah of om door Farah heen te trekken in de richting van de bovengenoemde “terugtrek-provincie”, en dat doen ze dan niet met stille trom.
Om de Taliban te versterken en als belangrijke aanvoerhaven voor maloten die zichzelf opblazen, neemt daarnaast de stroom jihadisten vanuit Iran verder toe om hier in Farah een eerste kennismaking met Afghanistan te hebben. Daar voegen we dan ook nog aan toe dat de poppy oogst buitengewoon slecht is geweest en ontvoeringen er nu voor moeten zorgen dat de gevechtsportemonnee gevuld blijft. Een vrij hete zomer inderdaad.

Dit betekent voor ons niet alleen dat we met verhoogde veiligheidsmaatregelen te maken krijgen en nog beter op moeten letten, maar ook dat mijn programma zich moet voorbereiden op een pijnlijk drukke zomer. Het programma richt zich specifiek op burgers die slachtoffer worden van gevechtshandelingen tussen de internationale legertroepen en Taliban (of Anti-Government Entities) en het is alleen maar te verwachten dat als er meer gevechten plaatsvinden er meer huizen, auto’s, vee, landbouwgronden, winkeltjes, scholen en klinieken geraakt worden en mensen gewond raken / doodgaan. Dit betekent dat we zo snel mogelijk bestaande zaken willen afhandelen en onze voorraden weer op peil willen krijgen; wat best een rare boodschap is om over te brengen aan je team. Niettemin moeten we juist in deze maanden laten zien waarom ons werk zo belangrijk is en we burgers zo snel mogelijk na een tragische gebeurtenis weer richting een toekomst kunnen laten kijken.

Ik vergeet nog bijna te vermelden dat ook de Ramadan dit jaar grotendeels tijdens de heetste weken van het jaar valt, en mensen die honger hebben en moe zijn...meestal niet zulke goede humeuren.

woensdag 9 juni 2010

logische hulpgoederen logistiek



Zo nu en dan krijg je een dag in de schoot geworpen waardoor alles ineens weer heel helder is. Waarom je dit werk doet bijvoorbeeld, en waarom je vind dat heel veel mensen dit werk niet zouden mogen doen. De dag waarop een lading hulpgoederen werd afgeleverd bij mijn pakhuis in Farah was zo’n dag. Om kort te gaan: iedereen die geen vertrouwen heeft in humanitaire hulp, hier verzamelen graag.

Belangrijk om te melden is dat ik pas vanaf donderdag 10 juni de provincie formeel overneem, dus mijn voorganger was hier nog de baas.

De dag begon al uiterst succesvol toen de eerste vrachtwagens uit Kabul aankwamen en mijn (internationale) collega witheet werd, omdat de verschillende ijzeren kisten waarin de hulpgoederen zitten geen labels hadden, slechts een teken in het Dari. Letterlijk schreeuwend ging hij op de leverancier af die inmiddels netjes was begonnen de kisten te stickeren.“De afspraak was dat de kisten volledig gestickerd zouden zijn, inclusief beschrijving van de inhoud”. Deze uitbarsting bevestigde mijn vermoeden hier te maken te hebben met een kerel die niet echt snugger was: zou jij 250,000 dollar aan hulpgoederen middels nette bestickering gaan adverteren als je met open vrachtwagens van Kabul naar Farah moet rijden? Bel de Taliban anders meteen even.

Schreeuwen beviel hem blijkbaar goed (intens beledigend in de uiterst conservatieve Pashtun cultuur) dus het volume ging niet naar beneden toen de ingehuurde sjouwers moesten aanhoren dat eerst alle kisten en goederen op de buitenplaats in nette rijen gerangschikt moesten worden, alvorens ze het magazijn inmochten. Deze volledig overbodige werkverdubbeling, want tellen kan ook bij het magazijn binnengaan, leek hem zo logisch dat het noodzakelijk werd geacht een kist uit de handen van een sjouwer te trekken en op de centimer nauwkeurig neertezetten waar hij hem gedacht had. Het afgrijzen was van de gezichten af te lezen en hij had het voor elkaar dat de sjouwers de rest van de dag achter zijn rug om hun mening creatief duidelijk maakten.

Halverwege de dag hadden de sjouwers besloten dat het te warm werd en ze meer geld wilden. Dat deden ze met een geweldig gevoel voor timing aangezien de kisten nu allemaal op het buitenterrein stonden en zo konden worden weggesleept door willekeurige voorbijgangers. De al eerder genoemde collega besloot de tegenaanval in te zetten door te preken dat het hulpgoederen waren voor hun mede-afghanen en dat ze dus een goede daad in de ogen van hun god deden. Nee hoor., helemaal niet denigrerend of ongepast.

De hulpgoederen zelf zagen er goed uit. Vooral de kisten met schoolspullen, huisraad en klerenmaken leken goed gekozen en van uitstekende kwaliteit. Er kwam echter geen einde aan de variatie en hoeveelheid kisten, en dan realiseer je dat er meer mis is.

Een van de kernregels voor humanitaire hulp is dat goederen nuttig en relevant moeten zijn voor de individuele behoeften van de ontvanger. Klinkt vanzelfsprekend en in het Midden-Oosten heb ik daar ook altijd mee gewerkt. Hier is er echter voor gekozen het logistieke proces te stroomlijnen ten koste van dit principe: iedereen krijgt hetzelfde. Dat vereenvoudigd inderdaad het inkoop- en transportproces voor het hoofdkantoor in Kabul, maar zadelt de provincies en de hulpontvangers op met (dure) goederen waar je niets mee kan of geen ruimte voor hebt. Als je dan ook nog een koppige leverancier hebt die het hoofdkantoor negeert, zodat hij zijn miskopen kwijt kan, eindig je (ik) met bijvoorbeeld 47 grasmaaiers en 86 sneeuwschuivers. Grasmaaiers zijn voor een gazon en daar doen ze hier niet aan. Een grasmaaier in Farah is net zo nuttig al een hark op de ocean. De sneeuwschuivers komen over 6 maanden vast weer van pas, maar ze zien eruit alsof ze door een basisscholier in elkaar geknutseld zijn als ‘lief’ cadeautje voor vaderdag. De vele deuken en krassen, met name in de nogal groot uitgevallen yoghurt-maker (die ook iedereen krijgt) en de slappe bandjes van de kruiwagens waarvan iedereen er maar liefst 2 krijgt, maken het niet veel beter. Het doet me allemaal een beetje terugdenken aan een voedselpakket dat ik in Gaza zag waar hondenvoer inzat: nutteloos en nogal beledigend.

De inhoud van de huisraad-kist zag er zoals gezegd goed uit en als je huis is platgebombardeerd is het absoluut relevant een nieuwe huisraad te ontvangen die er ook nog eens goed uitziet. Waar ik minder vrolijk van word is dat er ook ontvangers bijzitten die meerdere kinderen zijn verloren, maar standaard 4 sets met schoolspullen voor kleine kinderen krijgen..want dat is logistiek makkelijker…

Een dag verder weet ik inmiddels dat ik veel niet zal mogen veranderen van het hoofdkantoor, maar er lijkt onderhandelingsruimte te zijn. Zo kunnen we in Farah bijvoorbeeld waterpompen uitdelen / installeren, omdat mensen daar specifiek om hebben gevraagd en het enorm nuttig is in een voornamelijk agrarische provincie. Bovendien gaat de fabrikant van de pompen daadwerkelijk naar gemeenschappen toe, omdat de installatie goed moet gebeuren. Als ik nu genoeg van dit soort uitzonderingen bij elkaar verzamel en daar een pakket van maak…

Volgende keer meer over die andere kernregel van humanitaire hulp: je gaat naar hulpbehoevenden toe, niet andersom. En tussendoor vast ook nog positief nieuws.

maandag 7 juni 2010

militaire blingbling


Farah is geweldig en als je het grootste zandkasteel ter wereld wilt bouwen, ben je wat betreft bouwmateriaal helemaal op de goede plek. Daarin verschilt het trouwens niet veel van de rest van Afghanistan. Als bouwmateriaal gebruikt men hier vooral zand, als afzetting voor landbouwgrond zand en de wegen zijn ook van zand, voeg daaraantoe dat de rivieren inmiddels droogliggen voor de rest van het jaar en vanuit het vluigtuig lijkt Afghanistan net een grote lino-snede.

Aangezien mijn programma door de Amerikaanse overheid betaald wordt, vlieg ik gratis (overal in Afghanistan...) met hun Embassy airways, informeel mag je dat voorrecht ook gebruiken om in het weekend even naar de hoofdstad te vliegen om op adem en promillage te komen. De vliegtuigjes (inderdaad: verkleinwoord) vertrekken van en landen op militaire vliegbases, wat ik kinderachtig leuk vind. Ondanks dat ik geen grote voorstander van oorlog ben, heeft een hele rij aan gevechtshelicopters, straaljagers, onbemande drones en ander grote-jongens-speelgoed, omringd door diezelfde grote jongens en meiden in camouflage best een fijne aantrekkingskracht en een factor ‘cool, hier sta je dan’.

Mijn ‘cool, hier sta je dan’ wordt verder geholpen door regelmatige bezoeken aan de Forward Operating Base Farah waar de Amerikaanse marine, landmacht en luchtmacht samen met een handvol Italianen de militaire kant van het Farah-verhaal bestieren. Aangezien wij dus samenwerken met de Amerikanen, mag ik hier ongehinderd rondwandelen, gratis eten en m’n ogen uitkijken naar materieel en manschappen (...), naast vergaderen en praatjes houden. Onze voorrechten houden ook in dat we gebruik kunnen maken van militaire konvooien en met de Heli meemogen als ‘ie toch die kant opmoet: zonder de juiste papieren mag je niets, maar als je ze dan hebt!

Bijna genoeg mezelf aangepraat dat alles hier geweldig is, maar toch nog even.... Het VN kampement is miniscuul, maar de woonverblijven enorm: ik zou hier makkelijk een feest voor een paar honderd man kunnen houden (als er hier iemand was). De afgelopen dagen zijn we hier met slechts 2 internationalo’s, maar worden we bewaakt door 9 Ghurka’s (stoere soldaten uit Nepal), 9 Afghaanse politiemannen en nog eens 5 andersoortig bewapend spul en we hebben dus nog een paar 100 soldaten om de hoek: goed geregeld.

Nu terug naar m’n balkon om bij te bruinen (uit veiligheidsoverwegingen moet ik m’n wit-rode huid zo snel mogelijk verliezen)...dat balkon grenst overigens wel direct aan prikkeldraad, een veiligheidszone, beton, zandzakken en slagbomen, en er staat iedere avond vanaf 7 uur een Nepalese man met een geweer op.

De volgende keer een blog met wat meer inhoud, ik beloof het.

woensdag 2 juni 2010

Op naar Farah


Over een paar uur vertrek ik naar 'mijn ' provincie in Afghanistan waar mijn team en ik slachtoffers van het geweld hopen te steunen hun leven weer op te pakken door het opzetten van kleine bedrijfjes, onderwijs, de bouw van huizen, voedselhulp of vee. Farah is een provincie waar geweld steeds meer toeneemt en waar Taliban naartoe vluchten als het ze te heet onder de voetzolen dreigt te worden in naburig Helmand. Daarnaast is de grens met Iran hier zo poreus dat het een soort supermarkt is geworden voor drugs en wapens waar regels en wetten nu niet bepaald door een gekozen Parlement worden bedacht.

Maar dat zijn zorgen voor (een paar uur) later. Eerst pakken. Ondanks dat 40 graden en zonnig behoorlijk als vakantie klinkt, ziet het pakken er net wat anders uit. Wanneer was de laatste keer dat jij een pocket-buddy en een grab-bag hebt ingepakt? Om ervoor te zorgen dat ik in de gaten gehouden kan worden terwijl ik op veldbezoek ga of om me te vinden als ik 'verdwijn', moet ik altijd een apparaatje bij me hebben dat mijn GPS coordinaten doorstuurt naar onze radio meldkamer. Deze kleine 'buddy' heeft ook een paniekknop en de mogelijkheid in geval van nood een boodschap van 30 seconden naar de veiligheidsmensen te sturen waarin je het wat, waar, wie en hoe uitlegt...als de buddy nog niet is afgepakt tenminste. Met een grab-bag ben je waarschijnlijk bekender: wie is er niet naar een popconcert of festival gegaan met een extra trui, handdoek, schoon ondergoed en een fles water? Die van mij is een brandnieuwe zandkleurige rugzak waar het bovengenoemde en dan nog wat inzit. De bedoeling is dat je de grab-bag bij je hebt of naast de deur van je kamer zet, zodat je 'm direct mee kan pakken in een noodsituatie. Ik heb er ook nog Fruitella ingestopt.

Daarnaast moest een van de 'westerse' supermarkten worden bezocht om een deel van hun schappen te ontdoen van aanzienlijke hoeveelheden ingeblikte groenten en vlees, pasta, rijst, ongezonde dingen, olie, koffie, thee en schoonmaakspullen. Mijn nieuwe leef-en-werk kampement is nu niet bepaald het centrum van het universum dus een beetje hamsteren is noodzakelijk. Aangezien het een van de kleinere VN kampementen is, heeft het ook niet al het personeel dat standaard bij de grotere lijkt te komen zoals een kok, schoonmaker en wellicht een tuinman.

Tenslotte, maar vanuit veiligheidsoogpunt zeker niet onbelangrijk, heb ik een sharwal kamiz (traditionele Afghaanse kleding) en sandalen gekocht. In de provincie moet je vooral niet teveel opvallen. Ondanks dat iedereen meteen half paar ogen kan zien dat ik niet afghaans ben, valt het van een afstand toch wat minder opdan wanneer ik een spijkerbroek en poloshirt zou dragen. (een foto in volledige outfit volgtbinnenkort).

We zullen zien hoe het loopt, maar ik hoor zojuist dat ik geluk heb: het Provinciaal Reconstructie Team in Farah heeft een karaoke avond donderdag...