zaterdag 26 juni 2010

Kunst omdat het moet


De besteding van een vrije dag in Kabul hangt sterk af van wie je bent en wat je mag. Hoe belangrijker je bent, hoe minder je zomaar mag zonder dat daar een bataljon aan auto's en beveiliging aan te pas komt. Ondanks dat we vaak belangrijk en onvervangbaar werk doen, staan wij als consultants per definitie onderaan de veiligheidsladder en mag ik dus gaan en staan waar ik wil. Dat gaan en staan is noodzakelijk om mijn soort werk te doen, maar voor deze vrije dag betekent het ook dat ik rustig naar het Afghaans Nationaal Museum kan gaan door gewoon m'n taxi zonder toeters en bellen te nemen. Dat is, totdat 5 minuten voordat je die taxi wilt bellen er een exposie is bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en mijn veiligheidsmanager direct belt om reizen naar het zuiden van de stad ten sterkste af te raden. Ik volg natuurlijk haar raad op en verander de bestemming van het Nationale Museum naar de Nationale Galerie.

Als ik een klein kwartiertje later langs het Ministerie van Binnenlandse Zaken rijd, besef ik me dat ik misschien toch niet helemaal slim ben geweest, maar de chauffeur blijft glimlachen en ik dus ook.

Aangekomen bij de Nationale Galerie wil de baas ervan net gaan lunchen, maar keert snel om naar z'n kantoor om mij een kaartje te verkopen. Er is verder geen andere bezoeker en twee werknemers worden op pad gestuurd om de Engelssprekende gids te vinden. Het stoffige pand is donker en ik denk nog heel naief dat ze de lichten uitdoen als er geen bezoekers zijn. Niet helemaal het geval: ze hebben gewoon voor 90% van het museum geen licht wat het bezichten van de schilderijen aanzienlijk gaat belemmeren. Wat bezichting verder belemmert is dat geen stukje muur onbenut is gelaten en ook op de vloer vanalles tegen de muur aan geleund staat. Nadat ik een aantal schilderijen heb proberen te bekijken, word ik zacht vermanend toegesproken dat ik boven moet beginnen: de gids is gevonden. Samen met de gids, een student van de kunst academie van een jaartje of 20, ga ik de monumentale trap op naar het officiele begin van het museum.

Op z'n zachtst gezegd kunnen de schilderijen die ik zie wel een tubetje Clearasil gebruiken, zo pokdalig zien ze eruit. Het gros is gestolen geweest of door de Taliban hevig toegetakeld. Voornamelijk de schilderijen waarop levende wezens staan afgebeeld hebben het zwaar moeten ontgelden: De Taliban is zo streng in hun Islam dat een paard of een mens absoluut niet afgebeeld mag worden. Ondanks het roof- en religieuze vandalisme zijn er in de kamer met de oudste schilderijen (circa 1800-50) een twintigtal werken dat sterk aan Noord-Europa doet denken met boeren erop en een aantal kleinere doeken die op de grond staan met koeien in een wei langs een riviertje die me daadwerkelijk doen denken aan de onbetaalbare Albert Cuyp's in de National Gallery in Londen. De kwaliteit is echter onvergelijkbaar met de Nederlandse meesters; het is wellicht heel goed dat de lampen het niet doen.

De voorliefde in het Midden-Oosten en dus ook hier voor Duits-Vlaams-Nederlandse onderwerpen en stijl blijft me verrassen en het is een vreemd gezicht: In Gaza heb ik ooit eens een borduur-schilderij gevonden van Hans en Grietje inclusief snoephuisje. En ook hier in Kabul zijn dus de eerste schilderijen die je ziet van Duitse huisjes en stevig Hollands vee. Terwijl de gids en ik praten over onze haat-liefde verhouding met te moderne kunst en met name Damien Hirst en Jeff Koons, loop ik van schilderij naar schilderij en vraag me meermalen af wat ze bezielt heeft een aantal van deze werken op te hangen terwijl er vaak kleine juweeltjes op de grond staan. Het antwoord is even verrassend als verwacht: de grote schilderijen zijn meer indrukwekkend of ze nu goed zijn of niet.

Terwijl ik mezelf hoor aanbieden om een totaal verwaarloosd zilveren miniatuur, die aan de laatse koning van Afhanistan is aangeboden, schoon te poetsen (daar ben ik serieus goed in...) komen we aan bij een grote glazen kist waarin kapotgescheurde doeken en prenten liggen. De sticker op de kist verteld me dat het gaat om werken die door de Taliban zijn vernield, op het moment onherstelbaar. Op dat moment zou ik het liefst bouwlampen het pand indragen, ieder schilderij, hoe wanstaltig ook (ik een snob?), van een liederlijke beschrijving voorzien en ieder Afghaans kind naar binnen willen roepen en zeggen: "teken, schilder, zing, dans en vraag nooit of het mag of toegestaan is; vraag nooit of het wel goed genoeg is, want het is altijd mooier en beter en belangrijker en kostbaarder en onvergeetlijker en ontroerender dan de gedachten en de daad van de idioot die jou wil tegenhouden of jouw droom aan stukken snijdt.

Een van de laatste en grootste schilderijen in de Galerie is een potentieel heel mooi schilderij van de Amsterdamse bloemenmarkt door een volgens mij Noord-Europese schilder...misschien dat de Nederlandse ambassade kan aanbieden het te laten reparen en schoonmaken? Een kleurige en felle bos bloemen voor iedere Afghaan als applaus voor een toekomst waarin hun kinderen in een nieuwe en goedverlichte galerie kunnen genieten van hun favoriete schilderij of op z'n minst verveeld kunnen rondkijken op een schoolreisje. Maar het kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten